Recensie: Hoe blaas ik een pijpleiding op
Door Niels
Titel: How to Blow up a Pipeline
Auteur: Andreas Malm
Uitgeverij: Verso
Jaartal: 2021
Aantal pg. 200
De titel van dit boek sprak onmiddellijk tot mijn verbeelding. Ik stelde mij alvast een praktische handleiding eco-guerrillatactieken voor. Dat is het boek zeker en vast niet, en maar goed ook. In werkelijkheid is het een korte maar krachtige pleidooi tegen wanhoop, en vóór het omarmen van een brede waaier aan tactieken bij het actievoeren, van de klassieke mars tot - om toch een beetje controverse uit te lokken - het actief blokkeren en saboteren van infrastructuur die de klimaatcatastrofe aandrijft.
Het boek bevat drie drie delen, die elk een eigen thema behandelen. In het eerste deel, getiteld Learning from Past Struggles, bepleit Malm dat we het dogma van geweldloosheid moeten herzien. Binnen de mainstream klimaatbeweging heerst namelijk de overtuiging dat alle vormen van geweld in de ruime zin van het woord (inclusief sabotage, vandalisme etc.) altijd uit den boze zijn.
Deze ‘moreel pacifistische’ houding is volgens Malm gebaseerd op een fundamenteel verkeerde lezing van succesvolle protestbewegingen uit het verleden. Iconen van vreedzaam protest uit het verleden, Gandhi, Nelson Mandela, MLK, maakten allemaal deel uit van bewegingen die ook een radicalere vleugel hadden. Denk maar aan de Black Panther Party in de Verenigde Staten, en uMkhonto we Sizwe, de gewapende vleugel van het Zuid-Afrikaanse ANC, die een gewapende strijd voerde en regelmatig infrastructuur saboteerde.
Dit leidt tot wat Malm de ‘paradox van Lanchester’ noemt, naar John Lanchester, die zich in een essay in de London Review of Books het volgende afvroeg: als de vernietiging van het klimaat alom gebeurt, door bijvoorbeeld SUV’s die men alle dagen tegenkomt, en er zoveel duizenden, tienduizenden klimaatactivisten zijn, hoe is het mogelijk dat we deze niet eenvoudigweg kapot maken? Zijn de activisten te braaf, of geloven we diep vanbinnen zelf niet in de zaak waarvoor we strijden?
Hierop is geen eenvoudig antwoord mogelijk. De keuze die de milieubeweging gemaakt heeft om radicaal pacifistisch te zijn (op een paar uitzonderingen na, waarover later meer), berust zoals eerder gezegd op een selectieve interpretatie van vroegere protestbewegingen, en meer nog, ze staat de verdere ontwikkeling van het ecologisch verzet in de weg.
Volgens Malm lopen we ondertussen al decennialang in rondjes, een probleem dat hij uitgebreid behandelt in het tweede deel van het boek, Breaking the Spell. Hij beschrijft hoe activisten ten tijde van COP1, begin jaren negentigtal op dezelfde manier protesteerden. Ondertussen zijn we dertig jaar verder en stoot de wereld bijna een gigaton CO2 per maand uit. Periodiek neemt het protest toe, om daarna terug weg te deemsteren, en ondertussen “bevinden we ons tussen de beide bladen van een schaar: aan de ene kant, onbuigzame business as usual [...], en aan de andere kant delicate ecosystemen die in elkaar storten - de buitengewone inertie van het kapitalistische productiemodel dat botst met het incasseringsvermogen van de aarde.” Andere sociale bewegingen van de laatste jaren, de Gilets Jaunes, de studentenopstand in Hong Kong en het verzet van de inheemse Mapuche-indianen in Chile, gaan allemaal over op het toebrengen van materiële schade. Een dogmatische pacifist zou hiervan gruwen, geweld tegen objecten is ook een vorm van geweld. Maar is de vernietiging van onze leefwereld door het fossiele kapitalisme dan geen vorm van extreem geweld die verzet gerechtvaardigd maakt?
Misschien is het dan wel degelijk tijd om over te gaan tot directe actie, tot sabotage en ontmanteling van de infrastructuur die onze wereld onleefbaar maakt. Dit is zeker niet onmogelijk. Sabotage van deze aard door rebellen in India en Egypte zorgt ervoor dat het onderhouden en ontwikkelen van fossiele infrastructuur in die regio’s onaantrekkelijk wordt. Het kan ook minder gewelddadig, en dichter bij huis. Een groep die zich de ‘Indianen’ noemde, waarvan Malm ook deel uitmaakte, trok een aantal jaren geleden door de straten van Stockholm. Zij waarden ‘s nachts door welvarende buurten van de stad en lieten de banden van SUV’s leeglopen. Resultaat? Na enkele maanden was de verkoop van SUV’s in de hoofdstad met maar liefst 27 procent gedaald.
Dat wil niet zeggen dat we vreedzame massa-acties zoals bijvoorbeeld Extinction Rebellion en Fridays for Future die organiseren bij het grof huisvuil moeten zetten, integendeel. De snelle groei van de mainstream klimaatbeweging in het Westen de afgelopen jaren is niets minder dan indrukwekkend, en de politieke impact is verre van verwaarloosbaar. Bovendien is niet iedereen in staat tot een meer verregaande vorm van activisme, en de klimaatbeweging moét een massabeweging blijven om de trend van de blijvende uitstoot te keren. Het feit is helaas dat we nog ver verwijderd zijn van dat punt. In zo’n geval is het volgens Malm gerechtvaardigd om over te gaan tot sabotage. Elke verhinderde pijpleiding en elke SUV met lege banden zijn een - al is het maar tijdelijke - overwinning, zij kunnen geen CO2 uitstoten.
De organisatie die hierin volgens Andreas Malm het verst gevorderd is, is de Duitse groep Ende Gelände. In hun karakteristieke witte overalls verzamelen zij in ‘klimaatkampen’, waar zij zich dan verdelen in verschillende groepen, ‘vingers’ genaamd. Elke vinger zal het doelwit, een werf of steenkoolcentrale van een andere richting benaderen, en door pure getalsterkte en doorzettingsvermogen proberen ze daar binnen te dringen. Het doel is meestal om het doelwit voor uren, of dagen stil te leggen. Wat we hier dus hebben is niet-gewelddadig, en zonder echt vandalisme, maar gaat eindeloos verder dan de klimaatmarsen en stadsblokkades van Extinction Rebellion. Het doel is duidelijk, en het effect is tastbaar.
De verschillende vormen van klimaatwanhoop, en hoe ze te bestrijden, komen aan bod in het derde deel van het boek Fighting Despair. “Maar heeft het nog zin,” kan je dan zeggen? Wat is één steenkoolcentrale in een wereldeconomie die nog grotendeels rond fossiele brandstoffen draait? Die vraag probeert Malm te beantwoorden in het laatste deel van het boek. De grote vijand hier is klimaatwanhoop. Er zijn twee heel verschillende uitingen van deze emotie, beiden even nutteloos. De eerste is de gewelddadige uiting. In de jaren negentig en vroege jaren tweeduizend richtten groepen als Earth Liberation Front and Earth First! een grote ravage aan, voornamelijk in de VS. Bij geen enkele van hun acties vielen doden, maar de diversiteit aan doelwitten, tankstations, pelskwekerijen, banken, leidden tot een indruk van willekeur. De groepen bleven erg klein en marginaal, en droegen op geen enkel moment een positieve ideologie uit. Zogenaamd deep green resistance ging uit van een diep cynisme, nihilisme bijna. De veronderstelling was dat we voorbij de point of no return zijn, en dat alleen een gewelddadige omverwerping van de hele samenleving de mensheid nog kan ‘redden’. Deze houding getuigd van wanhoop en is diep onconstructief, geen haar beter dan de andere vorm van klimaatwanhoop.
De tweede attitude veronderstelt ook dat het kwaad al geschied is, en dat we ons niet meer kunnen redden. Het idee dat steeds terugkomt is, “ik kan niets doen, ik heb geen impact.” Dit wordt dan verder uitgebreid tot “ik kan niets doen, ergo niemand kan iets doen” als geen enkele individuele interventie de wereld kan redden, heeft het geen zin om überhaupt iets te doen. Een biefstuk overslaan, een keer niet vliegen, een steenkoolcentrale enkele dagen sluiten, zijn geen oplossingen, dus waarom zouden we zelfs proberen?
Deze manier van denken is gebaseerd op een fundamentele denkfout. Malm formuleert het als volgt: “Als je een zandkorrel wegneemt van een berg zand, is de berg niet betekenisvol veranderd.” En dat geldt voor elke individuele korrel die je wegneemt, tot de berg opeens helemaal weg is. De essentie van de klimaatproblematiek is dat het gaat om een cumulatief probleem. Elke gigaton telt, elke pijpleiding, elke steenkoolcentrale, elke SUV, als we onder 1,5 °C willen blijven. En mochten we daarboven gaan, dan nog verliest die observatie niets aan relevantie.